Tijdens het interview komen de vele kanten van Hetty Leunissen voorbij.
De vrouw die nog steeds heel verdrietig huilt, als ze de korte weken weer ophaalt voor het overlijden van haar man Loe.
Al de details over wat die er die dagen gebeurde zijn nog heel nabij. Dat het noodweer was, die ene dag dat er een onderzoek was, welke artsen ze zagen en wat er gezegd was, wanneer en waar de kinderen ingelicht werden, hoe ze er samen met Loe nog over sprak, hoe de kinderen reageerden.
Maar er is ook de vrouw die ineens opspringt en fysiek laat zien hoe ze op haar werk, na een lastige periode, ineens haar mannetje wist te staan.
Dan is daar ook nog de betrokken kant van Hetty. Hoe dicht ze zich soms bij mensen voelt die net als zij door diepe rouw heen durven gaan.
Dan de blije Hetty. Blij omdat het soms voelt dat haar man Loe nog steeds heel nabij is. Haar lijkt te leiden door de soms moeilijke momenten waar ze ineens zo maar voor staat. Hoe sterk ze zelf is.
Hetty is 61 en woont in Voerendaal. Ze is werkzaam in een Heerlense boekhandel.
Moeder van twee kinderen en grootmoeder.
Hetty verloor haar man Loe in september 2014, na een kort en hevig ziekteproces.
Het interview heeft plaats in Heerlen, op 20 september, in een beladen week.
Twee dagen ervoor heeft Hetty nog herdacht dat het drie jaar geleden was dat Loe overleed. Ze vertelt over de keuzes die ze moest maken over de uitvaart van Loe.
Wat hij zou willen, nog uitgesproken had; en keuzes in wat praktisch mogelijk was
“Gek, van alle dagen tussen die dag in juni en het overlijden in september weet ik alle details nog. Maar van het moment na overlijden tot aan de crematie weet ik niet veel meer.”
Loe stierf op 18 september 2014, op 64-jarige leeftijd.
Negen maanden voordat hij met pensioen zou gaan. Meer dan veertig jaar gewerkt. Het laatste bij een detacheringsbureau van DSM.
Loe had vaker wel kleine klachtjes. Wat hypochondrische klachtjes, waarvan hij ook weer snel opkrabbelde. En waarvoor hij ook soms door zijn omgeving geplaagd werd.
Een sterke man.
Het bericht van een ernstige ziekte kwam als een slag bij heldere hemel.
Voor hem zelf, voor zijn vrouw, voor de kinderen, voor iedereen. In de aanloop was er pijn in de onderbuik, pijn in de kaken, uiteindelijk koorts.
Maar dat het mis was, bleek vooral toen Loe een uitspraak, deed, die bijna niet bij een man als Loe paste, “ik ben moe, ik ga naar bed”.
“Achteraf zag ik wel dat het lichaam van Loe al gesloopt werd. We waren echte wandelaars. Weken van tevoren liep hij nog 50 km, met 2 vingers in de neus. Maar na de laatste fietstocht is hij gevloerd. Hij komt niet bergop en wij snappen er niets van. De dag erna komt hij ziek naar huis”, zegt Hetty.
Dat alles speelde vanaf medio juni. Een tijd van onzekerheid en onderzoeken. Begin augustus kwam er de diagnose dat hij alvleesklierkanker had. De prognose was erg slecht. Een gesprek met de kinderen, een second opinion in Aken.
Hetty vervolgt: “Loe lag in het ziekenhuis voor het biopt waaruit, een week later, de diagnose lymfklierkanker kwam. De eerder gestelde diagnose bleek niet te kloppen. De dag van het biopt lag onze dochter te bevallen in Weert. Het voelt allemaal zo tegenstrijdig”.
“We waren 38 jaar getrouwd en zo vertrouwd met elkaar. Voor mij ging het om hem. Ik was die tijd van ziekte vooral meer met hem bezig, dan met mezelf. Ik weet dat het zijn lot was, dat hem dit zo moest overkomen. Maar nog steeds kan ik met spijt denken, aan alles wat ik wel en hij nu niet meer mee kan maken. Ik zie onze kleinkinderen wel opgroeien en kan van ze genieten. Hij niet meer. Ik fietste laatst met een van mijn kleinkinderen door het Brabantse land. Een heerlijk zorgeloos fietstochtje. Zegt die kleine ineens tegen mij, ‘zou Opa Loe dit ook leuk gevonden hebben ?’ ”
“Na het overlijden van Loe, bleef ik de dingen doen die we ook samen leuk vonden. De wandelgroep op zondag, een wandeling rondom Gulpen die we samen met anderen gepland hadden. Het helpt je op gang te blijven als het vertrouwde even zo blijft. De dingen, de mensen waar we mee om gingen.”
“Een vriendin tipte me een zeker moment op het Toon Hermans Huis in Heerlen. Daar was een rouwverwerkingsgroep. Maatschappelijk werk had niet gewerkt, aan een coach die ik via mijn werk aangeboden kreeg was ook niet mijn ding. Hier kwam ik een situatie met mensen die precies wisten waar ik in mijn verdriet zat. Een groep waar ik ook echt verdrietig mocht zijn. Het leek of ik uit een diepe slaap en een zwaar gemoed kroop. Langzaam ontwaakte ik en ontstond er ruimte. Ruimte om ook het verdriet echt te voelen.”
Hetty heeft in meer groepen gezeten bij het Toon Hermans Huis. Van de ene groep vloeide ze soms vanzelf, vanuit haar eigen behoefte, in een andere groep. Nu komt ze daar met drie anderen vrouwen om de zoveel tijd bij elkaar en werken ze aan zo genaamde troostdekens.
“Mijn troostdeken is soort patchwork, waarin ik spullen van Loe verwerk. De onderkant van de deken is van fleece-stof. Daar kan ik me warm aan houden. Trouwens, ik noem dat groepje het-gewoon-jezelf-zijn-groepje.”
“Soms waren er ook echt moeilijke situaties. Situaties waar je dan alleen door heen moet. “Met de lastige buien, die ik wel van mezelf ken. Extra moeilijk, omdat je ineens alleen, door niemand nog gecorrigeerd wordt. Ik weet natuurlijk ook dat dat weer nodig is om bij zichzelf uit te komen.”
“Zo was het lastig op mijn werk. Mocht ik daar ook zijn met mijn verdriet ? Want op de werkvloer is er eerst wel begrip. Maar, er wordt ook van je verwacht dat je er weer bent na twee maanden. Met volle energie. Ik voelde me niet altijd begrepen. Dacht dan weer dat het aan mij lag. Door een kleine verschuiving binnen de personele bezetting greep ik ineens de kans om te laten zien wie ik was, en wat ik nou wilde”. Hetty springt van haar stoel op en laat me fysiek zien, hoe ze daar ineens haar mannetje durfde te staan. “Ik heb mijn man verloren, en ik mag er zijn…. Dat was een echt kantelmoment. Daar voelde ik ineens weer mijn oude kracht. Naderhand denk ik, voor mijn werkgever en collega’s was het misschien lastig. Ik was immers de eerste in het bedrijf die dit gebeurd was. Misschien werd het daarom niet altijd begrepen.”
“Ik ben afgelopen mei op een symposium over werk&kanker geinterviewd. Over hoe het nou is om als mantelzorger van een ernstig zieke man, en later als weduwe, het werk op te moeten pakken. Nu dit interview. Ik vind dit erg belangrijk. Het gaat namelijk niet om mij. Het gaat er om dat ik mensen iets kan meegeven, dat mensen ook lering kunnen trekken om wat ik heb meegemaakt. Ook bedrijven en arbo-diensten overigens.”
Gevraagd naar wat die dingen zijn, zegt Hetty, “dat je als je dit gebeurt, je een partner verliest, je echt verdriet mag hebben. Dat je door dat verdriet heen durft te gaan. Ik zou tegen mensen willen zeggen, ga er voor, als je verdriet hebt, laat het komen. Zoek een plek, zoek een middel wat je daarbij kan helpen. Voor mij was die plek onder andere het Toon Hermans Huis en het met andere vrouwen werken aan onze troostdekens.”
Aan het slot van het gesprek praatten we er nog over hoe dichtbij Loe soms nog voelt.
“Weet je, Loe snapt het, Loe begrijpt het. Hij is tevreden over mij, hoe ik dit aan gegaan ben. Ik ben trots op hem, hij op mij. Dat geeft troost. Het wordt allemaal ook lichter”.
“Mijn troostdeken is soort patchwork, waarin ik spullen van Loe verwerk."
Roel Sillen
Huis voor de Zorg